Een Stille Ramp?


 

By Rob Zuidwijk.

De ramp met de MOL Comfort trok weinig aandacht bij het algemene publiek. Stalen containers verbergen daar de tragiek van de kostbare of gevaarlijke lading, maar verbergen ook de mogelijkheden in de dagelijkse praktijk om de containerlogistiek te verbeteren.

Tijdens een workshop over maritiem transport juli dit jaar voltrok zich een stille ramp op de Indische Oceaan.  De MOL comfort was in stormachtig weer in tweeën gebroken  met 4500 containers aan boord. Foto’s met de drijvende scheepshelften met daarop stalen dozen. Een van de sprekers in de workshop maakte dankbaar gebruik van dit nieuwsfeit om het belang van zijn wetenschappelijk bevindingen over het beladen van schepen te onderschrijven. Het incident kwam overigens niet in het algemene nieuws terug. Waarschijnlijk waren de gevolgen voor het milieu te beperkt of althans (nog) niet zichtbaar, of vielen er gelukkig geen doden of gewonden te betreuren. Misschien dat die stalen dozen de tragiek van het gebeuren ook te veel verhulden. De verladers wisten wel wat er in de containers zat, en zij moesten hun verlies nemen.
 
Waarom vervoeren we eigenlijk onze lading in die stalen dozen, ook wel containers genoemd? Door met een gestandaardiseerde ladingeenheid te werken, kunnen we het vervoeren en behandelen van lading standaardiseren. In de keten werken we eigenlijk alleen nog maar met die stalen dozen, niet meer met de lading zelf. En dat biedt enorme kostenvoordelen, zeker omdat schaalvergroting en prijsverlaging van transport hand in hand kunnen gaan.
 
Toch zijn er momenten dat we best willen weten wat er in de containers zit, en we met die informatie ook waarde zouden kunnen genereren. In het geval van verslading is dit bijna evident; her rijpingsproces van fruit kan zelfs worden bijgestuurd als de logistieke doorlooptijd daarom vraagt. Het maakt ook mogelijk dat we meer gebruik gaan maken van binnenvaart en spoor. Onbekend maakt gehaast, maar als we de toestand van de lading in de keten kennen, dan kunnen we onthaasten wanneer dat mogelijk is.
In het Dinalog project “Cargo Driven Intermodal Transportation” kijken we met universiteiten en marktpartijen hoe we containerlogistiek kunnen verbeteren door naar de lading zelf te kijken. Zeker als de lading op de terminal aan fysieke controle moet worden onderworpen, zijn er mogelijkheden de lading te “cross-docken” van maritieme naar continentale containers in gecombineerde, fijnere ladingstromen. Dan kunnen die containers rechtstreeks naar de retailer. Het project Cool Port in de Rotterdamse haven wil dankbaar gebruik gaan maken van dit soort mogelijkheden.
 
Om een dergelijk proces goed te kunnen inrichten, moet je wel weten wat er in de containers zit. Wil je dit ook voor droge lading gaan doen, dus niet alleen voor vers, dan moet je de informatie voorhanden hebben. Dan kun je beslissen wanneer het opportuun is om te cross-docken, zonder de containers op voorhand te openen. Ook sluit dit aan op behoeften om transportketens veiliger en efficiënter te maken door meer transparantie te creëren. Eigenlijk missen we elke dag de mogelijkheid om dit soort voordelen op te pakken doordat we die informatie niet systematisch voorhanden hebben. Misschien geen stille ramp verscholen in stalen dozen, maar wel een gemiste kans.
 
Rob Zuidwijk
Wetenschappelijk Directeur Erasmus Smart Port.